Team 4 Mijl bestaat grotendeels uit midden- en langeafstandslopers, waarbij afstanden van 800 meter tot 10 kilometer populair zijn. Desondanks heeft het team altijd ook een groep atleten welke zich beperkt tot de kortere afstanden: sprinters. Op dit moment zijn er vier sprinters bij Team 4 Mijl: Dominique Veninga, Floortje van Kampen, Bernice Meijer en Leonie van Vliet, alle vier onder de hoede van coach Eddy Kiemel.
Het feit dat er binnen één team zowel langeafstandslopers als sprinters gehuisvest zijn is wat Team 4 Mijl speciaal maakt. Sprinten en afstandlopen zijn beiden hardloopnummers, echter zijn ze verder nauwelijks te vergelijken. Dit betekent dan ook dat de trainers verstand moeten hebben van beide disciplines. Waar het bij duuratleten erg belangrijk is om veel kilometers te lopen, gaat het bij het sprinten puur om kwaliteit. Coach Eddy: ‘bij sprinten gaat het niet om efficiëntie, maar om effectiviteit. Je wil in een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk afstand afleggen, daarom is techniek enorm belangrijk’. Tijdens de trainingen zien we Eddy dan ook constant hameren op ‘hoge knieën!’, en ‘voeten op spanning!’.
Daarnaast werkt Team 4 Mijl sinds kort samen met techniekcoach Dick Waasdorp. Dick was altijd actief binnen de hockeywereld, waar hij zich richtte op de looptechniek. Tegenwoordig gebruikt hij zijn kennis en ervaring om de atleten van Team 4 Mijl te helpen. ‘Ik geef al ontzettend lang techniektrainingen, en ik vind biomechanica ontzettend interessant. Dit heeft ook te maken met mijn achtergrond in de natuurkunde. Ik vind het belangrijk om oefeningen dynamisch te houden, en werk zoveel mogelijk vanuit ritme.’ Regelmatig verzamelt Dick tijdens trainingen én wedstrijden beeldmateriaal. Op basis hiervan analyseert hij de looptechniek van de atleten, bijvoorbeeld door te kijken naar gewrichtshoeken. ‘In mijn ervaring kan een video erg goed helpen voor atleten om te zien waar de fout zit.’
Naast techniek is het voor sprinters uiteraard ook belangrijk om sterk te zijn, en om deze kracht zo snel mogelijk te kunnen leveren. Dit wordt ook wel vermogen genoemd. Zowel tijdens looptrainingen, als bij plyometrie- en krachttrainingen wordt er getraind om het vermogen te verbeteren. Plyometrie training bestaat uit series van verschillende soorten sprongen: kikkersprongen, hazensprongen, stopsprongen etc. Deze trainingen, die meestal in het mulle zand worden uitgevoerd zijn erg zwaar, en daarom ook erg berucht.
Een van de meest iconische sprinters van de afgelopen tien jaar is Usain Bolt, de huidige wereldrecordhouder op de 100 en 200 meter. Als we kijken naar de race in Berlijn van 2009 waar hij het wereldrecord liep (9.58 seconden), dan zie je dat hij zijn maximale snelheid tussen 60 – 80 meter bereikt. Vanaf 80 meter neemt zijn snelheid weer af. Het is als sprinter niet mogelijk om de hele wedstrijd te blijven versnellen, of je maximale snelheid vast te houden. Daarom is het dus ook belangrijk om het uithoudingsvermogen te trainen. Dit is belangrijk bij de 100 en 200 meter, maar zeker bij de 400 meter. Om deze reden worden de sprinters in
training ook regelmatig voorgeschoteld met langere tempo’s, bijvoorbeeld 10 x 300 meter met een korte pauze van 60 seconden.
Ondanks dat de groep met sprinters nu erg klein is hebben de atleten veel aan elkaar. Soms kan er zelfs gecombineerd worden met de mila-atleten. ‘Het is fijn dat het team zo divers is. Als wij langere tempo’s doen, kunnen we vaak achter anderen aan lopen. Zo kan je elkaar toch helpen’, aldus Floortje. ‘Als je met een leuke groep traint wordt de training automatisch ook leuker’. Op de vraag wat de leukste en minst leuke trainingen zijn heerst consensus bij de dames: de trainingen met kortere afstanden zijn geliefder dan de langere tempo’s. Leonie vat het kort samen: ‘hoe langer het wordt, hoe erger ik het vind ’.